Passend Onderwijs heeft niet geleid tot minder onderwijsintegratie voor kinderen met Downsyndroom
Veel leerlingen met Downsyndroom gaan naar het speciaal onderwijs, maar er is ook een deel dat
voor kortere of langere tijd regulier onderwijs volgt. Sinds enige tijd ontvangt het Ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap signalen dat het sinds de invoering van passend onderwijs
moeilijker zou zijn om leerlingen met Downsyndroom in het regulier onderwijs te plaatsen of te
houden. Scholen zouden terughoudender worden in de opname van deze leerlingen omdat zij de
belasting voor de leraar en de klas te groot vinden. Hierover zijn vragen gesteld in de Tweede
Kamer1 en daarop is toegezegd dat dit onderwerp nader onderzocht zou worden2
.
Sinds de invoering van passend onderwijs kunnen er voor de samenwerkingsverbanden financiële
redenen zijn om leerlingen met Downsyndroom minder vaak in het speciaal onderwijs te plaatsen,
omdat regulier onderwijs goedkoper is. Ook om inhoudelijke redenen zou verwacht kunnen
worden dat vanwege passend onderwijs meer leerlingen met Downsyndroom naar het regulier
onderwijs gaan of daar blijven, omdat het immers de bedoeling is van passend onderwijs om
zoveel mogelijk leerlingen de mogelijkheid te geven thuisnabij onderwijs te volgen. Maar er is ook
een beweging in andere richting denkbaar (dus juist minder vaak plaatsing van leerlingen met
Downsyndroom in het regulier onderwijs), bijvoorbeeld als reguliere scholen preciezer gaan
afbakenen voor welke leerlingen ze wel en niet een passend aanbod hebben en daarbij deze groep
leerlingen uitsluiten vanwege de verwachte belasting. Hier tussendoor spelen de wensen van de
ouders een rol. Sommige ouders willen graag dat hun kind naar speciaal onderwijs gaat, andere
ouders willen dat juist liever niet. In dit onderzoek beschrijven we de uitkomsten van dit
krachtenveld sinds de invoering van passend onderwijs, en maken we een vergelijking met de
periode van voor de invoering.
Het rapport is te vinden op evaluatiepassendonderwijs.nl